Frans Jozefland
Begin Augustus, vroeg in de ochtend, vertrokken we uit de haven van Longyearbuyen, met de Prof. Molshanov, een ijsversterkt, voormalige Russisch onderzoekschip, door Oceanwide / Vlissingen gecharterd om aan een unieke en uiterst spectaculaire poolexpeditie te beginnen.
Reis naar Frans Jozefland
Op naar Frans Jozefland; een nauwelijks bekende archipel, gelegen ten oosten van Spitsbergen en zo’n 1000 kilometer ten noorden van Nova Zembla. Hoog in de eeuwige stilte, in het noorden van de Barentszzee. Bestaande uit een kleine 200 voormalige vulkanen onder een aantal steenkoolbergen. Een reis die maar eens in de zoveel jaren mogelijk is, omdat dan, als gevolg van de stand van de maan, het ijs in de noordelijke ijszee dun genoeg is om met een lichte ijsbreker te breken.
Langs Hopen Island
We voeren Isfjorden uit en na nog kort bezoekje te hebben gebracht aan het radiostation op Kapp Linné kozen we het ruime sop, in eerste instantie zuidwaarts langs de kust van Spitsbergen. Nadat we in de nacht Surkapp hadden gerond, voeren we verder oostwaarts, om op het eind van die dag een landing te kunnen maken op Hopen Island, voor een bezoek aan Hopen Radio, het laatste westerse radiostation voordat we de grote stilte van het échte ruime sop van de poolzee zouden kiezen.
Net even buiten het gebouw van Hopen Radio hadden de bewoners een hoge stellage gebouwd om het zeehondenvlees voor hun sledehonden in de bittere vrieskou te conserveren. In principe hoog genoeg om die traktatie buiten het bereik van de eeuwig hongerige ijsberen te houden. Tevergeefs: hoe hoog hun droogrek ook gebouwd was, er leefde daar een mannetjesputter die, rechtopstaand, moeiteloos zelfs het allerhoogst opgehangen vlees roofde om het heerlijk in de schaduw van de wind van het gebouw te gaan zitten opvreten. Ongelooflijke foto's die we te zien kregen van een reus onder de reuzen.
Middernachtzon
Terug aan boord duiken we de eenzaamheid van de poolzee in. Een oogverblindende nacht volgde over de noordelijke ijszee, waar de midzomernachtzon medio augustus voor een ongekende kleurenpracht op de westelijke horizon zorgde. Na nog een dag en een nacht varen tussen schier eindeloze ijsvlakten, kwam de Frans Joseph Archipel in beeld en direct werd duidelijk wat een verbazing die Oostenrijkse zeemannen op de “Teckethoff”, in 1873, onder aanvoering van Karl Weyprecht en Julius von Payer moeten hebben ondervonden.
In hun overtuiging de noordelijke doorvaart naar China te zullen ontdekken (toen hadden de Oostenrijkers zelf tijdelijk even een zeehaven in Triëst, in het huidige Italië), kwamen ze vroegtijdig in het ijs van de noordelijke ijszee vast te zitten en werden ze drie seizoenen lang met de ijsstromingen mee op en neer gesleept: van oost naar west en weer terug, daarbij steeds verder noordwaarts gedreven, totdat ze onverwacht met een nog totaal onbekende archipel werden geconfronteerd. Een nieuw stuk land dat ze direct maar naar de toenmalige keizer van Hongarije/ Oostenrijk vernoemde: Frans Joseph.
En nét als Willem Barentsz een paar eeuwen eerder, overleefde een deel van de bemanning dit avontuur niet of nauwelijks. Om half vijf in de vroege ochtend van zaterdag 12 augustus passeerde wij de 81e breedtegraad en arriveerden we op het eiland Hookera en voeren vervolgens de baai van Bukhta Tikhaja binnen, waarna Jeannette & ik met Peter, onze Zwitserse vogelgids (en toenmalig assistent van Rinie van Meurs, onze hoofdgids) en twee Russische matrozen met de Zodiac mee naar het op de kust gelegen, gelijknamige Russische radiostation mochten, om daar een verse voorraad voedsel te bezorgen.
Confrontatie met ijsbeer
Het leek een rustige ochtend, maar nauwelijks in de zodiac brak aan de overkant een enorm ijsblok van de gletsjer en werden we onverwacht door het drijfijs naar de kust gedreven, waar op dat moment juist onze eerste ijsbeer in beeld kwam. Nog onbekend (dit was onze allereerste poolexpeditie) met het gedrag van ijsbeertjes, vonden we het prachtig deze joekel ogenschijnlijk voorbij te zien trekken om een uitkijkpositie in een schitterende blauwe ijsgrot in te nemen, niet wetende dat dit slechts een strategische voorbereiding op zijn aanval zou zijn. In de tussentijd dreef de steeds groter wordende ijsmassa ons strak tegen de kust, terwijl de ijsbeer rustig besloot zijn honger te komen stillen.
Bidden deden Jeannette & ik al lang niet meer en ook Peter sloeg geen kruisjes, noch waren de twee Russische matrozen bewapend en slechts voorzien van een stuurpeddel. Schreeuwen was het enige redmiddel dat ons restte. Gelukkig hoorde een van de bewoners van het radiostation onze wanhopige noodkreten, ook zonder elektronica en kwam direct met zijn geweer uit de oorlog van 14-18 in de aanslag naar buiten gestormd om onze levens te redden.
Direct bleek dat de ijsbeerjacht voor onze redder geen dagelijkse kost was, want na herhaalde malen vergeefs te herladen, weigerde het oude geweer tot enige vorm van actie over te gaan. Terwijl de arme redder voor onze ogen eerst een gigantisch pak slaag kreeg, restte hem niets anders dan met zijn geweerloop de beer af te blijven weren om zodoende enige afstand te bewaren.
Na meerdere minuten en de nodige scheuren in de kleding van onze redder deed het oude geweer uiteindelijk waarvoor het ontworpen was: schieten! De beer werd voor onze ogen dwars door het hoofd geschoten en was op slag dood.
Het was een afschuwelijk gezicht, die dode ijsbeer zo gehavend voor onze neus en toen we eindelijk uit ons bootje gebibberd waren, bleef ons niets anders dan tot tranen toe schuldig te voelen over onze onkunde.
Beroemde foto
Maar het voorval met die ijsbeer bracht me wel de foto van mijn leven: zijn portret in de blauwe ijsgrot is inmiddels wereldberoemd; geëxposeerd van Longyearbuyen tot Cambridge en van Tokio tot Moskou, om daarna levensgroot op een openluchtexpositie op de Champs-Elysees te worden tentoongesteld.
Menig WNF-kantoor heeft deze foto als achterwand van hun receptie of ontvangstruimte verkozen.
Gelukkig was deze eerste kennismaking met Frans Jozefland en het ijsbeerras niet maatgevend voor onze toekomstige 38 poolreizen en bracht ook deze expeditie verder geen ongelukken voort. Nog diezelfde middag voeren we verder noordwaarts, door het Britansky Kanal met haar schitterende uitzichten over de ijsvlakten voor de eilanden.
De komende dagen volgden talloze landingen op ongekende steenkoolkusten. Steenkool? Dat is toch het restant van voormalig tropisch regenwoud? Waarschijnlijk is deze archipel - net als Spitsbergen- een verdwaald stukje Venezuela, tijdens het uiteenscheuren van Pangea de weg kwijt geraakt en ver weg gedreven.
We voeren van het ene eiland naar het andere, steeds prachtige landingen makend op die spectaculaire, onbekende kusten. Op het ene eiland een heerlijke wandeling door dikke sneeuw over vlak landijs, het volgende eiland een stevige klimpartij over ruige rotsen, door weer en wind messcherp geslepen. Beiden met spectaculaire uitzichten.
Op een van die eilanden ontdekten we nog een maatgetrouwe replica van de "Tegetkhoff"; het schip waar 100 jaar terug die tweede noordelijke doorvaart expeditie (onze Willem Barentsz deed de eerste poging) ondernomen was. Ook troffen we een aantal verlaten zeecontainers op het strand, recent onbeheerd achtergelaten door een Oostenrijkse filmploeg, die daar het honderdjarige jubileum van de ontdekking van Frans Jozefland in een schitterende reportage had vastgelegd.
Rond de zeecontainers scharrelde een verbaasd, kolossaal ijsbeermannetje om allerlei luchtjes op te snuiven. De dagen daarna trokken we weer verder. Eerst noordwaarts, langs het tweede Russische radiostation aldaar, gebouwd om vanuit Moermansk een radioverbinding te realiseren met de indertijd favoriete Goelach Archipel van meneer Stalin (en waar we naast een paar prachtige, oude Russische boeken ook een serie kersverse vlooien cadeau kregen) tot aan Rudolfa Island, waarna we – bij verder noordwaarts varen - in het dikke poolijs zouden zijn vast gelopen als we niet gekeerd hadden.
Inmiddels was het weer volledig omgeslagen en zaten we in een stevige winterstorm, totdat we onverwacht bij de kop van Rudolfa-Island in het open oog van de storm een fabuleus uitzicht kregen op Cape Tegetkhoff, in oogverblindend avondlicht. Unieke fotografiekansen volgden.
Jaren later zou ik, bij een tentoonstelling van mijn werk op de Universiteit van Cambridge, te horen krijgen dat van dat prachtige landschap tot op dat moment slechts één eerdere afbeelding bestond: een tekening die een van de zeemannen aan boord van die Tegetkhof, vanuit een zowaar identiek standpunt van Mount Fligley, op die Cape Tegetkhoff, had getekend. Niets is toeval!
In die nacht bleek in dat oog van die storm niet alleen het midzomernacht-zon-verlichte uitzicht van een ongekende pracht, maar bleek ook de poolzee verderop behoorlijk ontdooid en konden we moeiteloos de kaap van Rudolfa Island ronden om langs de oostkust van die archipel terugwaarts te gaan. Op naar 't zuiden dus !
De eilanden Eva-Liv en Freden laten we letterlijk links liggen wegens gebrek aan tijd. Aan alles komt een eind in dit leven, dus voor de terugtocht via Proliv Zubova zuidwaarts. Ook op deze dagenlange reis talloze schitterende landingslocaties. Elk eilandje keurig met Oostenrijkse naam versierd en het een nog mooier dan het ander.
Walrussen op Apolona Island
Totdat we op 15 augustus de zo goed als dichtgevroren baai van Apolona Island binnen voeren. Op de zuidkust troffen we daar een gigantische kolonie van honderden, schitterende, tot de tanden toe bewapende walrussen met hun koddige jongen. Zowel in het water voor de kust als op het strand: talloze walrussen tussen de prachtig gevormde, blauwe ijsbergen.
Een volle dag daar rondstruinen bleek nog tijd te kort om al die ongerepte oernatuur te bewonderen en vast te leggen, maar we moesten verder. Wederom van eiland naar eiland. Hier, langs de oostkust, zijn die eilanden frequent in fraaie mistflarden vergrijst. En het lijkt er op alsof de kusten hier in het oosten wat hoger en wilder waren.
Hoe dan ook; één grote leerzame ontdekkingstocht en een ultieme training in nederigheid. Hier leer je het “niet waarneembare” weer waar te nemen. Want; kijk naar het licht, luister naar de wind, zie de zon treuzelen over de horizon, aanschouw de ruimte. Zie hoe door het licht van de laaghangende zonde mist het contrast het ongebruikelijke reliëf, de ongelooflijke leegte versterkt. Dit is een landschap, bij uitstek geschikt voor het stellen van de “grote vragen”: wie ben ik, wat doe ik hier en hoe is het zo gekomen?
We varen over de Proliv Sovetova naar de hoog optornende, spitse Cape Tirol. Daar treffen we, na een stevige klauterpartij, hoog op de heuvel het graf van een van die toen verongelukte zeelieden. De ijzige kou had de restanten van zijn lichaam vakkundig geconserveerd, maar een immer hongerige ijsbeer had een paar van de afdekstenen weg weten te werken en de daardoor vrijgekomen lichaamsdelen zonder respect opgegeten.
Via een natuurlijke glijbaan terug naar beneden, terug aan boord en via Austrijsky Proliv langs het grote Wilczeka eiland naar Mount Frankfurt, voor adembenemende uitzichten over honderden goed gevulde gletsjers en steeds zigzaggend tussen de ontelbare ijsbergen in het water.
Talloze landingen, hier en daar een rondsnuffelende ijsbeermoeder met haar kleintjes en tientallen walruskolonies. Kort en goed: een schitterende, onvergetelijke expeditie met talloze unieke opnamekansen.
Maar zoals gezegd: aan alles komt een eind; dus terug aan boord om langs de zuidoostkust via Al Lavrova en vandaar via Wilezekr eiland terug de open poolzee in te peddelen, terug naar Spitsbergen. Met zoveel onuitwisbare herinneringen zijn van die laatste stuk overtocht nog nauwelijks beelden in mijn hoofd terug te vinden zijn. Memory Overvlow noemen we dat ! Maar vraag me niet waar mijn verslaving begonnen is.